Klein Curaçao, Vuurtorens en Geiten

De Nederlandse Antillen. Iedereen kent de namen uit het hoofd: Aruba, Curaçao en Bonaire vormen de Benedenwindse Eilanden (De naam verwijst naar de ligging ten opzichte van de heersende noordoostelijke passaatwinden). Dan zijn er nog de kleinere Bovenwindse Eilanden: Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Wat vaak vergeten wordt is dat er nog een paar eilanden zijn die tot de Nederlandse Antillen behoren: Klein Bonaire ligt in de 'oksel' van Bonaire verscholen en Klein Curaçao ligt op ongeveer tien kilometer ten zuidoosten van zijn grote broer.

Klein Curaçao heeft een oppervlakte van slechts 1,7 vierkante kilometer (Ter vergelijking: Het Waddeneiland Griend is één vierkante kilometer groot) en wordt geteisterd door hete passaatwinden. Beide Curaçaos hebben namelijk een tropisch savanneklimaat. Van januari tot september is het er droog tot heel droog. Daarna is er de laatste drie maanden van het jaar een 'regenseizoen', waar maandelijks rond de honderd millimeter neerslag geregistreerd wordt. Het blijft er echter heet.
Klein Curaçao: Lang geleden
Onder de inheemse bevolking, de inmiddels uitgestorven Caquetíos, stond Klein Curaçao bekend als Adicoura, een naam die je op hele oude Spaanse zeekaarten nog wel eens tegenkomt.

Indianen bezochten het eiland in de prehistorische periode om er schildpadden en schelpdieren te zoeken en te consumeren. Schild- en schelphopen getuigen nog van hun vroegere aanwezigheid.

Klein Curaçao was ooit met veel gras en zelfs bomen begroeid en was een stuk heuvelachtiger dan tegenwoordig het geval is. Het leek qua uiterlijk meer op de nabijgelegen (nu) tot Venezuele behorende onbewoonde eilandjes en rotsen Isla de Aves, Roques en Orchilla. Al dat strooigoed werd lange tijd tot Nederlands bezit gerekend[1]. In 1895 werden al deze eilandjes door Venezuela definitief geannexeerd. Veel plezier heeft Venezuela niet aan Isla de Aves, want het erodeert langzaam, maar zeker weg in de vergetelheid[2][3].

Omdat het een beetje uit het zicht lag werd Klein Curaçao in de 17e en 18e eeuw door de West-Indische Compagnie gebruikt om uit Afrika afkomstige slaven wat te laten 'uitzieken' voordat ze geschikt werden geacht om 'op de markt te komen'. De restanten van hun schamele onderkomens zijn nog steeds op het eilandje te ontwaren.

Tijdens het Britse bestuur over Curaçao tussen 1807 en 1814 werden de bossen op het eiland gekapt voor brandhout. Wat overbleef was gras en dus werden er maar geiten op Klein Curaçao losgelaten om ze in alle rust te laten grazen.

Klein Curaçao: Leeg en Kaal
Diezelfde rust maakte het een toevluchtsoord voor zeevogels. De ingedroogde uitwerpselen van zeevogels noemt men guano en dat bevat zeer hoge concentraties aan meststoffen, waaronder stikstof, fosfor, calcium en kalium.

Van 1871 tot 1888 werd er ongeveer 90,000 ton fosfaat gewonnen op Klein Curaçao en verscheept naar Europa. Het eiland bleef kaal en een paar meter lager achter. De zeevogels keerden nog niet terug. De geiten bleven.

Het eiland bleek een vreemde aantrekkingskracht te hebben op zeeschepen en er strandden nogal wat op de onherbergzame kusten van Klein Curaçao. Een vuurtoren bleek noodzakelijk. Een eerste vuurbaken werd opgericht, maar werd binnen een paar jaar alweer verwoest door een orkaan. Een nieuwe vuurtoren werd in 1877 gebouwd en in 1914 tot 20 meter verhoogd. Door de introductie van radar leek het nut van de vuurtoren op Klein Curaçao te zijn verdwenen, maar door slecht zeemanschap kwamen er toch regelmatig schepen in de problemen. Daardoor werd maar besloten om de vuurtoren te voorzien van een licht op zonne-energie.
Klein Curaçao: Het einde van de geiten
In 1996 verwierf de overheid van de Nederlandse Antillen de begrazingsrechten op Klein Curaçao. Het eiland was door de geiten leeg en kaal gevreten en een van de eerste bestuursdaden was om de uitgemergelde geiten van Klein Curaçao te halen.

In 2000 begon het Caribbean Research & Management of Biodiversity (CARMABI) op een herbebossingsproject (of herbestruikingsproject) op Klein Curaçao. Een groot deel van de geïntroduceerde planten kon het echter niet bolwerken in de barre omstandigheden en stierven, nog voor de stekjes goed konden wortelen. Toch wisten honderden van de geplante bomen en struiken te overleven. Vooral de Mangel Blanku ofwel de witte mangrove (Conocarpus erectus) doet het goed op het Caraïbische eiland. Hiervan zijn verschillende exemplaren inmiddels al hoger dan vier meter opgegroeid, en zaailingen en jonge bomen zijn goed over het eiland verspreid.

Doordat de geiten van het eiland verwijderd zijn, hebben bodembedekkers eindelijk weer een kans gekregen om te groeien en bloeien. Dit zorgt voor uitgestrekte grasvelden, voornamelijk bedekt met de Korta-Man (Cyperus planifolius), een broertje van de papyrus (Cyperus papyrus). De uitbundigst groeiende struiksoort is de Tabako di Piskado ('visserstabak') of de zeelavendel (Suriana maritima). Deze laatste groeit met name aan de kust, net als de lokaal bedreigde zeebes (Scaevola plumieri). Het blijkt dat veel de gereïntroduceerde soorten zich al redelijk zelfstandig over het eiland hebben weten te verspreiden.
Zo langzamerhand durven vogels ook weer op Klein Curaçao te landen, zo ontdekte ik. Amerikaanse dwergsternen (Sternula antillarum) broeden daar namelijk open en bloot op het strand, maar iedere menselijke activiteit kan de rust van deze vogels al verstoren. Doordat het eiland onbewoond is het een perfect leef- en broedgebied voor deze Amerikaanse dwergsternen.

In 2017 werd een begin gemaakt met de restauratie van de vuurtoren. De dikke laag uitwerpselen van de verwilderde geiten werd verwijderd, het pannendak werd hersteld en een nieuwe tussenvloer werd geplaatst. De tweede fase van de renovatie met het volledige herstel van de woningen en de vuurtoren stond gepland voor 2018, maar is tot op heden niet uitgevoerd. Het is het noodlot van het Caraïbische leven waar te vaak grote plannen worden gesmeed doch zelden krachtdadig worden uitgevoerd.

Overigens zijn er op Klein Curaçao geen muskieten. Het is er simpelweg te droog. Muskieten hebben immers poeltjes met stilstaand water nodig om hun nageslacht in te deponeren.

[1] Teenstra: De Nederlandsche West-Indische Eilanden - 1836. Zie hier.
[2] Boudewijn Büch: Het ijspaleis - 1993.
[3] Boudewijn Büch: Verschrompelend paradijs in NRC Handelsblad - 23 april 1984. Zie hier.

Sint Eustatius, de Grote Kwartelduif en Geiten

De kwetsbare natuur van alle tot de Nederlandse Antillen behorende eilanden staat al jaren onder druk. Ook Sint Eustatius wordt geconfronteerd met aanzienlijke bedreigingen voor zijn vitale bosecosystemen, met name de bedreigde en zeldzame tropische droge bossen.
Hoewel deze tropische droge bossen voorkomen in klimaten die het hele jaar door warm zijn en honderden centimeters regen per jaar kunnen ontvangen, hebben ze op de Bovenwindse eilanden te maken met lange droge seizoenen die enkele maanden duren. Er heerst namelijk een tropisch moessonklimaat, met een natte nazomer en herfst. De rest van het jaar valt er niet of nauwelijks neerslag. De loofbomen verliezen gewoonlijk hun blad gedurende de droge periode, omdat dit vocht spaart. Hierdoor wordt de bodem aan het zonlicht blootgesteld en er is dan ook meestal sprake van een rijke bodembegroeiing.

De belangrijkste stressfactoren voor dit bostype zijn rondzwervende dieren (geiten) en invasieve soorten (ratten). Om deze bedreigingen tegen te gaan, is er op Sint Eustatius een nieuw project opgestart dat zich richt op het monitoren (whatever that means) en beheersen van invasieve soorten.

Grote kwartelduif
De belangrijkste acties zijn, onder meer, het verwijderen van invasieve soorten en herbebossingsinspanningen, waarbij de nadruk ligt op endemische soorten als de agave (Agave sisalana) om de veerkracht van ecosystemen te vergroten. Herbebossing helpt niet alleen bij het beheersen van invasieve soorten, maar draagt ook bij aan het herstel van habitats, waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor toekomstige projecten die de rondzwervende dieren aanpakken.

Een cruciale soort, de grote kwartelduif (Geotrygon mystacea) komt alleen voor op de bovenwindse en benedenwindse eilanden. De soort dient als indicator voor het succes van de bestrijding van invasieve soorten en het herstel van ecosystemen. Het project heeft tot doel essentiële gegevens over deze soort en de biodiversiteit van het eiland als geheel te verzamelen en zo de basis te leggen voor weloverwogen instandhoudingsstrategieën.

Het lijkt een ambitieus project, maar het belangrijkste doel is het wegvangen van alle loslopende, verwilderde geiten. Dit vreten rücksichtslos het hele eiland kaal met desastreuze gevolgen. De eilanders noemen het een soort traditie, maar het is natuurlijk meer een vorm van lamlendigheid om je huisdieren of vee niet binnen een afrastering te houden.

West-Indische boomvaren
Overigens: hoe klein het eiland ook is, op Sint Eustatius blijkt zich jarenlang een unieke plant verstopt te hebben. De (vooralsnog) slapende vulkaan The Quill op Sint Eustatius, hield 138 jaar lang een boomvaren verborgen. De West-Indische boomvaren (Cyathea arborea) werd in 1885 voor het eerst én voor het laatst op het eiland waargenomen. Maar bij onderzoek naar de flora op de loodrechte hellingen werden onderzoekers verrast door vijf van deze boomvarens, naast veel andere varens en orchideeën die hier buiten het bereik zijn van geiten en mensen.
De West-Indische boomvarens kunnen ruim tien meter hoog worden met tot twee meter lange bladeren. Hun stam is geen echte stam - varens vormen immers geen hout - maar bestaat uit een sterk en dicht pakket wortels.

Verwijderen van bloemen vermindert overlast muskieten

Alleen vrouwelijke muskieten voeden zich met (ook menselijk) bloed, want zij hebben de energie en bouwstoffen in het bloed nodig voor de ontwikkeling van de eitjes. Mannelijke muskieten halen het grootste deel van hun energiebehoefte uit plantensuikers uit de nectar van bloemen. Dus als deze mannelijke muggen een geschikte plant hebben gevonden, blijven ze meestal wel in de buurt van deze planten. Omdat de vrouwtjes mannetjes nodig hebben (en andersom) blijven ook de vrouwelijke muskieten in de buurt van die zo noodzakelijke bloemen.
Maar als die planten in de buurt van menselijke bewoning staan, weet je wat er gebeurt: de vrouwelijke muskieten vinden mensen een stuk makkelijker, voeden zich met menselijk bloed en daardoor kunnen allerlei exotische infectieziekten van mug op mens worden overgedragen. Een probleem van de muskiet is echter dat deze niet kilometers kan vliegen voordat zijn energie verbruikt is.

Volgens een nieuwe studie kan het verwijderen van de bloemen dus een eenvoudige manier zijn om de overdracht van die infectieziekten te verminderen[1].

De studie concentreerde zich op het verwijderen van de bloemen van de invasieve mesquiteboom (Prosopis juliflora), die inheems is in Midden- en Zuid-Amerika, maar eind jaren '70 en begin jaren '80 van de vorige eeuw als exoot in Afrika werd geïntroduceerd in een poging om de ontbossing om te keren. De mesquiteboom is een robuuste plant die snel groeit en in veel delen van de wereld een van de ergste invasieve planten is geworden. De struik beslaat inmiddels miljoenen hectaren op het Afrikaanse continent, waaronder landen als Mali, Tsjaad, Niger, Ethiopië, Soedan en Kenia. De boom gedraagt zich als onkruid en dringt dus ook dorpen binnen, waardoor ook de muskieten steeds dichter bij de mens zullen komen.

Het verwijderen van de bloemen rond sommige dorpen in Mali verminderde de lokale muskietenpopulatie met bijna 60%.
Dr. Gunter Muller, hoofdauteur, verklaarde: "Muskieten halen het grootste deel van hun energiebehoefte uit plantensuikers uit de nectar van bloemen, dus we wilden het effect testen wat het verwijderen van de bloemen van de mesquiteboom, een invasieve boom, zou hebben op lokale muskietenpopulaties. Onze resultaten tonen aan dat het verwijderen inderdaad de totale muggenpopulatie vermindert en tevens het aantal volwassen vrouwtjesmuggen in de populatie vermindert. Daarvan is bekend dat ze malariaparasieten op mensen overbrengen. Dit suggereert dat het verwijderen van de bloemen een nieuwe manier zou kunnen zijn om gebieden met een inherent hoge transmissie van malaria te verschuiven naar gebieden met een lage transmissie, waardoor eliminatie beter haalbaar wordt."

Opmerking: Met het 'verwijderen van bloemen' bedoelden de onderzoekers natuurlijk 'het kappen van die invasieve boom'. Twee vliegen in één klap. Je bent die rotbomen kwijt en tegelijkertijd die rotmuskieten.

Opmerking: Muskieten en steekmuggen uiteraard precies dezelfde organismen.

[1] Muller et al: The invasive shrub Prosopis juliflora enhances the malaria parasite transmission capacity of Anopheles mosquitoes: a habitat manipulation experiment in Malaria Journal - 2017. Zie hier.

Guam: Slangen en Chilipepers

Deel 1

Deel 2 is hier te lezen.

Zoogdieren, waartoe uiteraard de mens ook behoort, ervaren het pittige effect van capsaïcine, de werkzame alkaloïde van de chilipeper. Die capsaïcine is speciaal aangemaakt om vraatschade aan de plant voor voorkomen. Die zoogdieren hebben een pijnreceptor, de zogenaamde TRPV1, in hun slijmvliezen die gevoelig is voor hogere temperaturen. De capsaïcine van chilipepers past precies op die receptor en daardoor 'voelt' het alsof we onze mond branden. Het is een illusie. De TRPV1 van vogels zit iets anders in elkaar en daardoor hebben vogels geen last van de pijnlijke gevolgen van capsaïcine. Dat heeft een voor de hand liggende reden: vogels zijn immers voor de chilipeperplant bijzonder nuttig omdat ze nodig zijn voor het verspreiden van de zaden.

Guam, een eilandje in de Stille Zuidzee dat behoort tot de grotere Marianen Eilanden is, onder meer, bekend door de donne' sali chilipeper, een belangrijk onderdeel van een veelheid aan locale gerechten. Maar als je tegenwoordig door de bossen van Guam wandelt valt je al snel iets op: het bos is muisstil. Geen vogel te bekennen.
Direct na de Tweede Wereldoorlog werden bruine boomslangen (Boiga irregularis) per ongeluk door het Amerikaanse leger geïntroduceerd op Guam. De slang kon zich ongehinderd vermenigvuldigen en verspreidde zich snel over het hele eiland. Vogels vormen de favoriete maaltijd voor die bruine boomslang. Intussen zijn er al 10 van de 12 inheemse vogelsoorten uitgestorven, terwijl de twee overblijvende soorten ernstig in hun voortbestaan bedreigd zijn[1].

Dat is tegelijkertijd de reden dat de inheemse wilde chilipeper ook nauwelijks meer te vinden is. Geen vogels die chilipepers eten en dus worden er geen zaadjes meer verspreid[2]. Simpel, zou je zeggen, dan ga je die chilipepers toch gewoon bedrijfsmatig verbouwen? Nee, want de donne' sali chilipeper laat zich niet zo gemakkelijk temmen en hij wordt bovendien een stuk minder pittig als je er toch in zou slagen hem te verbouwen.
De circa twee miljoen exotische bruine boomslangen, die Guam bevolken, worden nu eindelijk aangepakt. Er loopt een project om dode muizen gedrenkt in 80 milliliter paracetamol uit helikopters in bomen te gooien. Paracetamol is in kleine hoeveelheden al dodelijk giftig voor de bruine boomslang.

[1] Rodda, Savidge: Biology and Impacts of Pacific Island Invasive Species. 2. Boiga irregularis, the Brown Tree Snake (Reptilia: Colubridae) in Pacific Science - 2007  
[2] Egerer et al: Seed dispersal as an ecosystem service: frugivore loss leads to decline of a socially valued plant, Capsicum frutescens in Ecological Applications - 2018

Kikkerbillenbijter

Bij het lezen van de titel van deze column hoorde ik je innerlijke stem zich verbaasd afvragen wat voor soort mug een kikkerbillenbijter (Culex territans) in hemelsnaam zou kunnen zijn. Welnu, de kikkerbillenbijter is het onbekende broertje van de algemeen in ons land (en 's nachts in je slaapkamer) voorkomende gewone steekmug (Culex pipiens).
Zoals bekend zijn het alleen de vrouwelijke muskieten die bijten, want zij hebben de energie en bouwstoffen in het bloed nodig voor de ontwikkeling van de eitjes. Mannetjes halen hun energie uit nectar van bloemen. De kikkerbillenbijter heeft zich gespecialiseerd op kikkers, al zullen ze andere amfibieën niet links laten liggen als deze zich als maaltijd aandienen. Biologen houden nog een voorzichtige slag om de arm en melden dat deze soort muskiet zich slechts in zeer zeldzame gevallen laaft aan warmbloedige dieren.

De kikkerbillenbijter leeft uiteraard in dezelfde soort habitat als zijn leverancier van bloed. Om zijn larven succesvol te laten opgroeien tot volwassen muskieten heeft hij een voorkeur voor helder water in moerassen, poeltjes of sloten met voldoende gras of riet. Hij komt op het hele noordelijk halfrond voor in gematigde zones.

In de late herfst voeden bevruchte volwassen vrouwtjes zich met koolhydraten uit bloed en overwinteren ze in ondergrondse holtes, waar ze de winter in een soort diepe winterslaap doorbrengen. De muggen komen in het zeer vroege voorjaar weer tevoorschijn, zoeken een eerste bloedmaaltijd en leggen de eerste serie eitjes van het seizoen.

Slechts in enkele gevallen zal het vrouwtje haar eitjes rechtstreeks in het water deponeren. Deze muskietensoort deponeert haar eitjes op de oever en hoopt gemakzuchtig op voldoende regenval om die eitjes in het water te laten stromen.

De kikkerbillenbijter is slecht bestudeerd door de wetenschap en dat bleek niet zo'n goede zaak. Een recent onderzoek uit 2022 toonde aan dat er een behoorlijk aantal, veelal nog onbekende virussen in exemplaren van deze soort werd aangetroffen[1]. Verder lijkt hij een rol te spelen bij de overdacht van een bloedparasiet, Hepatozoon catesbianae[2]. Die komt vooral voor bij amfibieën en reptielen, maar staat veterinaire kringen beter bekend vanwege het veroorzaken van een door teken overgedragen ziekte genaamd hepatozoonose bij sommige zoogdieren. En ja, mensen zijn ook zoogdieren.

[1] Tangudu et al: Isolation of a novel rhabdovirus and detection of multiple novel viral sequences in Culex species mosquitoes in the United States in Archives of Virology – 2022
[2] Desser et al: The life history, ultrastructure, and experimental transmission of Hepatozoon catesbianae n. comb., an apicomplexan parasite of the bullfrog, Rana catesbeiana and the mosquito, Culex territans in Algonquin Park, Ontario in Journal of Parsitology - 1995

Invasieve ratten en geiten op Redonda (Antillen)

Het afgelegen Caraïbische eilandje Redonda, onderdeel van de onafhankelijke eilandstaat Antigua and Barbuda, herbergt talloze soorten planten en dieren die nergens anders ter wereld voorkomen. Het is echter ook de thuisbasis van meer dan 5,000 invasieve zwarte ratten en circa 60 exotische geiten die de inheemse, zeldzame planten en dieren van het eiland hebben weggevaagd.
Men denkt dat de ratten (per ongeluk) en geiten (opzettelijk) op het eiland zijn geïntroduceerd door een onderneming die daar ooit guano delfde. Samen hebben de ratten en geiten het ooit zo beboste eiland getransformeerd in een soort maanlandschap. Niets groeit er meer.

Het eiland heeft zelfs zo weinig plantengroei meer dat de geiten verhongeren. Geitenskeletten liggen letterlijk overal op het eiland verspreid. Er zijn bovendien nog maar heel weinig bomen op het eiland om de grond te stabiliseren, zo zeggen natuurbeschermers. Daardoor brokkelen grond en rotsen af en komen in de zee terecht, waardoor koraalriffen worden bedreigd.
Tijd, zo dacht de regering van Antigua and Barbuda, om daar daadkrachtig wat aan te gaan doen. Men besloot alle geiten te laten vangen en over te plaatsen naar andere locaties, terwijl de ratten zouden worden vergiftigd met Klerat, een bitter, wasachtig lokaas dat ratten wel oppeuzelen, maar andere dieren niet. Het is een bloedverdunner, waardoor de ratten gaan lijden aan steeds erger wordende inwendige bloedingen, wat uiteindelijk leidt tot de dood.

Het plan was ambitieus: twee maanden om de 60 geiten te vangen en tot drie maanden om de ratten te vergiftigen. Het plan werd aan de wereld geopenbaard in augustus 2016. De geiten waren echter niet bepaald meewerkend, want het duurde zes maanden voordat alle sterk vermagerde geiten waren weggevoerd. De laatste rat stierf in juni 2017.
[Een jonkie van de gemaskerde Jan van Gent (Sula datylatra])

Sindsdien heeft Redonda een ware transformatie ondergaan. De unieke inheemse planten en dieren op deze geïsoleerde, onbewoonde buitenpost van Antigua and Barbuda hebben zich razendsnel weten te herstellen nadat ze waren bevrijd van een invasie van aliens.

Het toont maar weer eens nadrukkelijk aan dat exoten een rampzalige invloed kunnen hebben op een habitat. Vergeet niet dat Nederland ook kwetsbare eilanden heeft, waar het ook lastig (en kostbaar) kan zijn om exoten te verwijderen. Denk aan de Waddeneilanden en de eilanden in het Caraïbisch gebied.

Guam: Slangen en Muskieten

Deel 2

Deel 1 is hier te lezen.

Guam is een eiland in de Stille Oceaan. Het behoort tot de Verenigde Staten en was in de Tweede Wereldoorlog een uiterst strategisch gelegen plek. Dat vonden de Japanners ook en die vielen het eiland aan op 8 december 1941, hetzelfde moment als de beruchte aanval op Pearl Harbor.
Bijna 30 procent van het eiland heeft nog steeds een militair doel, terwijl een groot deel van de rest van het oppervlakte bedekt is met tropisch regenwoud. De bevolking bewoont de dorpen in de kustgebieden.

Tijdens de herovering van Guam bleken de Japanners zich niet zonder flinke tegenstand te willen overgeven. Alles bleef vernield achter. Na de bevrijding moesten er daardoor vanaf de vaste wal veel hulpgoederen worden aangevoerd. Het bleek echter dat er tussen die kratten met hulpgoederen wel eens een verstekeling verborgen zat. Eentje daarvan bleek de bruine boomslang (Boiga irregularis).

De bruine boomslang is inheems in de tropische delen van Australië, oostelijk Indonesië en Papua Nieuw-Guinea. Toen deze slang vanaf het vliegveld of de haven ontsnapte voelde hij zich direct thuis op Guam. Zeker is dat deze slangensoort op Guam tussen 1945 en 1952 op het eiland terecht is gekomen.
Jawel, de bruine boomslang is giftig, maar voor de mens is dat gif niet zo heel gevaarlijk. Slechts jonge kinderen lopen gevaar om in het ziekenhuis terecht te komen. Bovendien is de bruine boomslang een nachtelijke jager en wie vertoeft nu 's nachts in het tropisch regenwoud? De bruine boomslang jaagt vooral op vogels en dat is funest voor Guam gebleken. Niemand weet hoeveel bruine boomslangen zich verstoppen op Guam, maar het kunnen er intussen meer dan twee miljoen zijn. Wat men wel weet is dat er geen vogels meer op het eiland leven. Het oerwoud is vreemd stil. Geen vrolijk gekwetter van kleurrijke vogels. Niets.

Maar die afwezigheid van vogels heeft nog meer negatieve gevolgen. Geen vogels betekent dat sommige planten niet meer in staat zijn hun zaden te verspreiden[1]. Die vallen nu op de grond en blijven daar nutteloos liggen. Sommige vogels eten weer insecten en hielden zo de populatie muskieten onder controle. Zonder vogels konden die muskieten zich ongebreideld voortplanten en dat betekende direct dat ziekten als dengue een steeds groter probleem op Guam vormen.

Intussen worden de bruine boomslangen steeds brutaler, omdat ze zonder vogels op zoek moeten naar ander voedsel. En dus verlaten ze soms hun regenwoud om in de dorpen en steden naar prooien te zoeken.

Wat doet men aan die vervelende boomslangen? Dat blijkt een lastig probleem te zijn, maar onderzoekers hebben ontdekt dat de bruine boomslang niet tegen paracetamol kan[2]. Een piepkleine dosis blijkt al fataal te zijn. Sinds 2019 droppen helicopters duizenden dode muizen met een beetje paracetamol in zich verstopt. Het bleek redelijk effectief[3].

Er bleken minder slangen te zijn in het gebied, al bleek een jaartje later alweer dat de populatie zich hersteld had. Geen perfecte oplossing, maar wel een interessante.

"It's always mosquito season on Guam," waarschuwt het U.S. Naval Hospital Guam.

[1] Rogers et al: Effects of an invasive predator cascade to plants via mutualism disruption in Nature Communications - 2017. Zie hier.
[2] Clark et al: Efficacy, effort, and cost comparisons of trapping and acetaminophen-baiting for control of brown treesnakes on Guam in Human-Wildlife Interaction - 2012
[3] Siers et al: Invasive Snake Activity Before and After Automated Aerial Baiting in Wildlife Management - 2019. Zie hier.

Kokospalmen verwijderd van Palmyra Atoll

Eerder heb ik hier geschreven dat wetenschappers er in 2011 in geslaagd waren om alle ratten van het idyllische en onbewoonde Palmyra Atoll te 'verwijderen'. Toen de ratten verdwenen waren bleken ook de muskieten zich niet meer te kunnen handhaven: zij hadden zich namelijk gespecialiseerd op rattenbloed en waren niet in staat om snel om te schakelen naar vogels (of wetenschappers).
Maar het verdwijnen van ratten op Palmyra Atoll had nog een onbedoeld neveneffect: de ratten deden zich namelijk altijd te goed aan de van de kokospalmen gevallen kokosnoten. Zonder ratten groeiden kokospalmen ongebreideld op en dreigden het hele eiland te overwoekeren. Op dit atol is de kokospalm een exoot, want eigenlijk is dit het domein van het tropische regenwoud.
[Door ratten aangevreten kokosnoten]

Al in 2016 groeiden er op dat kleine eiland naar schatting 29,000 volgroeide kokospalmen en twee miljoen zaailingen. Tijd voor (opnieuw) actie. Vrijwilligers gingen aan de slag en hebben intussen meer dan een miljoen zaailingen verwijderd (cijfers medio 2021). Tegelijkertijd plantte men vele inheemse zaailingen van de grand devil's-claws (Pisonia grandis). Wanneer die zijn opgegroeid zullen op de takken eindelijk weer fregatvogels kunnen uitrusten. Hun ontlasting zorgt voor de guano, die voedingsstoffen in de arme bodem van het atol brengt en dat zal, na te zijn uitgespoeld, via het plankton het kwetsbare koraal rondom Palmyra Atoll voeden.

[Onderzoekster Carol Wolf tussen de Pisonia]

De menselijke invloed is overal en we hebben al zoveel unieke ecosystemen weten te vernielen. Eigenlijk is Palmyra Atoll een levend laboratorium, want de kennis die men hier opdoet kan men ook op andere beschadigde eilanden gebruiken. Bovendien toont het aan dat kokosnoten en in het verlengde daarvan kokosolie niet overal positieve effecten heeft.

Bonaire: Geiten en Muskieten

In het Caraïbisch gebied liggen de eilanden als een parelketting in een azuurblauwe zee. Op die eilanden heerst een heerlijk klimaat dat zorgt voor een soms spectaculaire natuur. Op vele eilanden komen planten voor die alleen op dat ene eiland voorkomen. Zowel onder als boven water bestaat er een unieke fauna. Maar ook eentje die heel kwetsbaar is.
[Foto credit: Saba News]

Nu kunnen we hier gaan zeuren over de gevolgen van de opwarming van de aarde, maar op veel van die eilanden kan die bedreiging worden aangewezen: loslopende en verwilderde geiten (Capra hircus).

Het is geen traditie, maar het is meer een onbedoelde gewoonte om je huisdieren maar wat over de eilanden te laten zwerven. Het is een soort lamlendigheid die tot gevolg heeft dat overal alles door die geiten wordt kaalgevreten, zelfs tot de aangewezen natuurgebieden toe.

We nemen als voorbeeld het pittoreske eiland Bonaire, dat minder dan 20,000 vaste bewoners rijk is, maar waar naar schatting zo'n 35,000 geiten rondlopen. Alles eten ze. Ieder plukje groen dat ze kunnen bereiken wordt opgevreten door de geiten. Unieke palmen, zoals de zeldzame Sabalpalm (Sabal antillensis) kunnen niet meer tot wasdom komen en dreigen uit te sterven. Dit leidt tot bodemerosie en vervolgens afspoeling naar zee, samen met grote hoeveelheden nitraatrijke uitwerpselen. Het kwetsbare koraal overleeft zo'n aanslag op de lange duur niet.

Daar moet iets aan gedaan worden, zo mompelen de plaatselijke regeringsleiders al jaren. Maar ze deden niets. Sommige liefhebbers plaatsten al hekken om stukjes natuur om de geiten te weren, anderen probeerden bomen uit zaadjes op te kweken om op die manier de vraat van jonge boompjes te voorkomen.

Nederland moest dus wel ingrijpen. In 2020 werd €16 miljoen uitgetrokken voor natuurherstel op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Daarvan is €9 miljoen een structurele bijdrage voor natuurherstel, de overige zeven miljoen is een eenmalige bijdrage voor het herstel van het koraal. In het plan staat dat in 2030 ‘alle wilde grazers’ (geiten, ezels, varkens) op de eilanden moeten zijn geslacht of bij boeren achter hekken zijn opgesloten. In 2024 moeten veehouders hun gebied al hebben omheind. Of toch niet?

Maar volgens mij is het iedereen ontgaan dat die loslopende grazers ook een perfect doelwit vormen voor op bloed beluste muskieten. Die muskieten zijn besmet met allerlei vervelende ziekmakende virussen, waaronder dengue (knokkelkoorts) en het Zika Virus[1]. Het definitief verwijderen van geiten zal direct ook zorgen voor minder overlast van muskieten.

[1] Rengina Vorou: Zika virus, vectors, reservoirs, amplifying hosts, and their potential to spread worldwide: what we know and what we should investigate urgently in International Journal of Infectious Diseases – 2016

Koreaanse bosmug

En weer is Nederland een exotische muskiet rijker. Door het ongebreideld gesleep met oude autobanden is nu ook de Koreaanse bosmug (Aedes koreicus) in ons land aangetroffen.
De Koreaanse bosmug komt van oorsprong uit Oost-Azië. Volwassen Koreaanse bosmuggen zijn relatief groot en lijken sterk op de Japanse bosmug (Aedes japonicus). De Koreaanse bosmug is voornamelijk zwart met witte vlekken.

In Europa is deze soort invasief en al in meerdere streken lokaal gevestigd. In België werd de seze soort al in 2008 voor het eerst gesignaleerd op een niet nader aangeduide plaats, maar het betrof een nabijgelegen industrieel centrum[1]. We noemen geen namen, maar het is de agglomeratie Antwerpen. Ook de volgende jaren werden er exemplaren in hetzelfde gebied gevonden. In Noordoost-Italië vormt de Koreaanse bosmug al sinds 2011 een probleem, zo groot zelfs dat men de bestrijding er van maar heeft opgegeven[2].

In Europa is van deze mug nog geen overdracht van ziekten bekend. De soort voedt zich met het bloed van mensen, huisdieren en vee. Hij doet dat zowel bij dag als bij nacht. Hoewel de NVWA ietwat te geruststellend meldt dat het met de overdracht allerhandende vervelende ziektes wel mee zal vallen, is bekend dat de Koreaanse bosmug in ieder geval een vector is voor het Japanese encephalitis virus, hartworm bij honden en een potentiele vector voor allerhande andere virussen die door muskieten worden overgebracht.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft begin september 2021 acht larven van de Koreaanse bosmug aangetroffen in een monster genomen te Montfoort (Utrecht). Het was de eerste keer dat deze exotische muggensoort in Nederland werd gesignaleerd. De vondst werd gedaan op een broedplaats in de nabijheid van een bandenbedrijf tijdens de start van een bestrijding van de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus) op deze locatie, waarmee de Koreaanse bosmug eveneens is bestreden. Beide soorten zijn waarschijnlijk door internationaal bandentransport in Europa terecht gekomen en hebben zich in een aantal landen gevestigd. Ze kunnen mogelijk populaties vormen in Nederland. De kans dat de in Nederland aangetroffen exotische muggen nu al ziekten overdragen, is verwaarloosbaar klein, probeert het RIVM ons hoopvol te overtuigen.

[1] Versteirt et al: Bionomics of the established exotic mosquito species Aedes koreicus in Belgium, Europe in Journal of Medical Entomology – 2012
[2] Montarsi et al: Distribution and habitat characterization of the recently introduced invasive mosquito Aedes koreicus [Hulecoeteomyia koreica], a new potential vector and pest in north-eastern Italy in Parasites and Vectors – 2013

Hoe muskieten de smaak van menselijk bloed te pakken kregen

Van de ongeveer 3,500 verschillende muskietensoorten, zijn er maar een paar die zich richten op menselijk bloed, waardoor ze belangrijke verspreiders van allerlei besmettelijke ziekten zijn geworden.

In hun eigen oorspronkelijke domein, Afrika ten zuiden van de Sahara, zijn de eetgewoonten van muskieten heel variabel, van een sterke voorkeur voor menselijk bloed tot een sterke voorkeur dat van andere dieren.

De vraag is hoe, waar en waarom die muskieten zijn overgestapt op het consumeren van menselijk bloed. Recent hebben wetenschappers twee belangrijke factoren ontdekt: een steeds droger klimaat en een verhoogde urbanisatie. Kijkend naar deze voorwaarden zijn wetenschappers nu in staat om te voorspellen dat nog meer soorten zich in de toekomst aan menselijk bloed te goed zullen gaan doen.

[Watervoorraad in open kruiken]

Wetenschappers richtten zich op de Gele koortsmug (Aedes aegypti) en vroegen zich af waar precies die muskietensoort zich specifiek is gaan richten op mensen en waar houden ze (nog) van het bloed van andere diersoorten[1]. Om antwoorden te krijgen vingen ze op 27 locaties in de Sub Sahara muskieten en testten of de gevangen muskieten een voorkeur hadden voor menselijk bloed, dan wel bloed van cavia's en vogels.

Het bleek dat muskieten zich meer richtten op menselijk bloed als ze leefden in moderne dichtbevolkte steden en minder als ze leefden in afgelegen gebieden. Maar, zo redeneerden wetenschappers, dat kon dus niet de voornaamste reden zijn, omdat ze al eerder een voorkeur hadden voor menselijk bloed dan de opkomst van écht grote moderne steden. Wat ook bleek was dat muskieten, die in gebieden leefden met lange en extreem hete droge seizoenen, liever menselijk bloed dronken.

In de Sahel is de regenval geconcentreerd in slechts een paar maanden per jaar. Er leven tegenwoordig maar weinig andere dieren en de mensen leven samengeperst in een paar grote steden. Geen wonder dat muskieten daar enorm afhankelijk zijn geraakt van mensen en menselijke watervoorraden.

Door de voortdurende klimaatveranderingen, waardoor regionaal de temperaturen steeds verder kunnen oplopen, terwijl de jaarlijkse regenval steeds verder afneemt, zijn muskieten overgestapt op een andere prooi. Hoe droger het gebied, hoe minder andere dieren er zullen leven, maar de mens ziet kans om ook in die gebieden te overleven. Die kans liet de Gele koortsmug niet aan zich voorbij gaan.

[1] Rose et al: Climate and Urbanization Drive Mosquito Preference for Humans in Current Biology – 2020. Zie hier.

Japanse tijgermug

Ik weet het: de recent in Nederland aangetroffen Aedes flavopictus heeft nog niet een geaccepteerde Nederlandse benaming. Het is een broertje van de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus) en de optische verschillen zijn zo klein dat genetisch onderzoek meestal uitsluitsel moet geven welke van de twee soorten je onder je microscoop had.
De soortnaam, flavopictus, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar flavus 'geel' betekent en pictus 'afbeelding' of 'tekening'. Denk aan het Engelse woord picture. Samen is dat te vertalen als 'geelgekleurd'. De soortnaam van zijn broertje, albopictus, is afgeleid van albus 'wit' en zijn wetenschappelijke naam kan dus vertaald worden als 'witgekleurd'. Dát is dus het grote verschil tussen de Aziatische (witgekleurde) tijgermug en de Japanse tijgermug, al is dat verschil zelfs voor wetenschappers lastig te onderscheiden.

De Japanse tijgermug is inheems in Japan en beide Korea's. Men onderscheidt zelfs een drietal ondersoorten (Aedes flavopictus flavopictus, Aedes flavopictus downsi en Aedes flavopictus miyarai), die zo'n beetje van noord naar zuid het leefgebied onderling verdeeld hebben.

Op 12 juni 2019 bleek dat in een muggenval bij Lelystad een exemplaar van de Japanse tijgermug werd aangetroffen. Die vallen werden daar geplaatst omdat in Lelystad een onverbeterlijke bandenhandelaar zit die weigert om zijn handel vooraf in het land van herkomst of in de container te laten ontsmetten.

Het is voor het eerst dat een Japanse tijgermug buiten diens natuurlijke leefgebied werd aangetroffen. De minister, gevoed door diens ambtenaren, meent dat de vondst van een Japanse tijgermug geen gevaar voor de volksgezondheid opleverde omdat Japanse tijgermuggen niet betrokken (lijken te) zijn bij het verspreiden van infectieziekten. De minister snapt het systeem dus niet: vrouwelijke muskieten steken, injecteren bloedverdunners, zuigen bloed op, vliegen weg, verteren het bloed en de hele cyclus begint opnieuw. Indien ooit iemand wordt gestoken, die een infectieziekte onder de leden heeft, dan is een epidemie zoals die van het Zikavirus of dengue niet ondenkbaar.

De minister heeft het draaiboek uit de kast getrokken en gaat de muskieten met extra vallen te lijf.

Polynesië: Ratten en Vogels

Ooit waren de eilanden in de Stille Oceaan een paradijs voor vogels. Nu is het gekrijs en gezang van vogels op veel eilanden niet (of nauwelijks) meer te horen.
[Agakauitai, Gambier Islands]
"It’s kind of eerie," zegt zoo-archeoloog Jillian Swift, "where there’s just not a single bird in the sky." Swift doet onderzoek op de Gambier Eilanden, die behoren tot Frans-Polynesië. Die stilte is niet van de laatste tijd, maar dateert al van vele eeuwen geleden. Op het moment dat mensen met ratten als verstekelingen arriveerden ging het mis.

Swift onderzocht de botten van ratten en probeerde vast te stellen wanneer ze een bepaald eiland voor het eerst koloniseerden en hoe de samenstelling van hun botten over tijd veranderde[1]. Ze keek specifiek naar de ratio van isotopen van elementen als koolstof en stikstof[2]. Die ratio verandert bijvoorbeeld als het dier een ander dieet gaat volgen.

Ze richtte haar aandacht op de Polynesische rat (Rattus exulans). Die leeft dicht bij mensen en liet zich gewillig vervoeren in de kano's van de Polynesiers, die zo de Oceaan overstaken. Swift vond botten die meer dan 1000 jaar oud waren.
Haar analyses toonden aan dat er een consistent patroon bestond na de kolonisatie van een eiland, zelfs als die honderden jaren van elkaar verschilden. Er was overal en altijd een vermindering in de ratio van stiksof-15 tot stikstof-14 waar te nemen en dat had te maken met de verandering in landschap en voedselaanbod na de aankomst van de eerste mens en de eerste rat.

Hoewel die resultaten niet exact aangeven hoe de mens en de rat het eiland veranderden, bestaan er een aantal mogelijkheden, zoals het laten grazen van dieren of gebruik van kunstmest. Maar Jillian Swift gelooft dat de afwezigheid van vogels een factor moet zijn.

Als ratten zich ongebreideld vermenigvuldigen, vangen ze immers steeds meer vogels. Die vogelpopulatie neemt steeds verder af, waardoor er steeds minder vogelpoep (guano) op de bodem van een eiland terecht komt. Ook als mensen een dieet rijk aan vis eten verandert door hun ontlasting uiteindelijk ook de samenstelling van de bodem.

Hoe krijgen we de vogels weer terug op die zo stille eilanden in de Stille Zuidzee, zo kun je je afvragen. Het antwoord is om de rat uit te roeien. Daar is al een proef mee gedaan en het resultaat was spectaculair. De vogels kwamen terug en die eten muskieten. Tot die uitsterven.

[1] Swift et al: Stable isotope analysis of Pacific rat (Rattus exulans) from archaeological sites in Mangareva (French Polynesia): The use of commensal species for understanding human activity and ecosystem change in Environmental Archaeology - 2017
[2] Swift et al: Restructuring of nutrient flows in island ecosystems following human colonization evidenced by isotopic analysis of commensal rats in PNAS - 2018
[Agakauitai, Gambier Islands]

Knut

De knutten of knutjes (Ceratopogonidae) vormen een grote familie van muggen en wereldwijd komen er bijna 6,000 soorten voor. Zeker 100 soorten zijn in Nederland waargenomen en we noemen ze allemaal 'knut'. Ze zijn klein, slechts één tot vier millimeter lang. Daarmee zijn ze zo klein dat ze door een hor kunnen komen.

Waar komen knutten in Nederland voor, zo wilden wetenschappers wel eens weten. Het antwoord was: overal.
[Foto: Scott Bauer]
De vrouwtjes van de meeste soorten hebben zich aangepast om bloed te kunnen zuigen ten behoeve van het nageslacht. Met de bouwstoffen en uit dit bloed kunnen ze eitjes produceren waar de volgende generatie knutten uit zal komen. Je begrijpt het al: dat bloed komt van warmbloedige dieren, waaronder de mens.

Zoals zoveel bloedzuigende insecten worden ook knutten in verband gebracht met het overbrengen van diverse ziekteveroorzakers, zoals virussen, bacteriën en parasieten. De knut is vooral berucht als vector van het blauwtongvirus dat het gemunt heeft op schapen, runderen en geiten. Ook het Afrikaanse paaardenpestvirus wordt door knutten overgebracht en een infectie heeft vaak een fatale afloop.

De beet (hij steekt namelijk niet) van een knut zorgt bij de mensen een intens jeukende, gezwollen rode plek die langer dan een week kan blijven irriteren. Het is een allergische reactie op de lichaamsvreemde eiwitten in het speeksel van de knut. Een huisarts zal je de diagnose van erysipelas geven en een recept voor het antibioticum flucloxacilline uitschrijven.

Laatste rat zorgt voor uitsterven muskiet

Als je een reisgids openslaat op zoek naar de mooiste tropische stranden zul je het Palmyra Atoll niet zo snel tegenkomen. Het ligt namelijk nogal uit de route: zo'n duizend kilometer ten zuiden van Hawaï in de Stille Zuidzee. Er woont niemand, behalve af en toe wat wetenschappers.
In de Tweede Wereldoorlog bleek het Palmyra Atoll strategisch gelegen en er werden 2400 Amerikaanse soldaten gelegerd. Ze bouwden er een landingsbaan en ging weer naar huis. Wat achterbleef waren ratten en muskieten.

Er was al een inheemse muskiet, de southern house mosquito (Culex quinquefasciatus). Deze bijt 's nachts en die voedt zich met het bloed van vogels en soms zoogdieren. De Amerikanen namen de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus) mee en die bijt overdag en voedt zich voornamelijk met het bloed van ratten. Het was dus jarenlang niet zo gezellig op Palmyra Atoll, want door die twee soorten muskieten werd je zowel 's nachts als overdag gestoken.

Zonder natuurlijke vijanden vermenigvuldigden die ratten zich ongehinderd tot een ware plaag. Meer dan 40.000 ratten vraten alle eieren en jonkies van zeevogels op.
Toen het eiland in 2000 een reservaat werd waren de ratten tot staatsvijand numero uno verklaard. In 2011 was de laatste rat dood en toen bleek er een vreemd effect te ontstaan: na een paar maanden was er geen Aziatische tijgermug meer te vinden op Palmyra Atoll.

Wetenschappers denken dat de Aziatische tijgermug zich zo gespecialiseerd had op ratten, dat ze niet snel genoeg meer konden omschakelen naar een andere prooi[1].

Deel 2 van dit verhaal met de titel 'Kokospalmen verwijderd van Palmyra Atoll' is hier te lezen.

[1] Lafferty et al: Local extinction of the Asian tiger mosquito (Aedes albopictus) following rat eradication on Palmyra Atoll in Biology Letters – 2018

Nieuwe steekmug in Nederland

In 2014 en 2015 werden voor een Europese studie maandelijks steekmuggen gevangen in de omgeving van Wageningen. Het doel van de studie was het in kaart brengen van muggendiversiteit bij boerderijen, natte natuurgebieden en de stadsrand in drie Europese landen (Zweden, Nederland en Italië). In totaal werden in Nederland 14 soorten steekmuggen gevangen, waarvan de huissteekmug (Culex pipiens) en de wintersteekmug (Culiseta annulata) de meest algemene waren.
[Culiseta bergrothi]
In juni 2015 werden op een boerderij nabij Doorwerth een aantal muggen aangetroffen die er niet meteen bekend uitzagen. Na identificatie bleek het om een voor Nederland nieuwe muggensoort te gaan: Culiseta bergrothi. Het is een relatief onbekende soort die tot nu toe voornamelijk in noordelijke delen van Japan, Rusland en Europa zoals Noorwegen en Zweden gevonden werd. De vangst in Nederland is daarmee opmerkelijk, aangezien met steeds hogere temperaturen juist meer zuidelijke soorten verwacht worden.

In Nederland wordt regelmatig een verwante soort, de wintersteekmug (Culiseta annulata) aangetroffen. Een forse mug die ook in de koudere maanden van het jaar actief blijft en voor overlast kan zorgen. Net als deze wintersteekmug, overwinteren Culiseta bergrothi muggen in het volwassen stadium in bijvoorbeeld bunkers. De larven worden voornamelijk gevonden in moerassen en beschutte poeltjes in naaldbossen en gemengde bossen. De grootste kans om volwassen steekmuggen van Culiseta bergrothi te vinden heb je in juni, juli en augustus, wanneer de populatie een piek bereikt. Net als alle steekmuggen hebben de vrouwtjesmuggen bloed nodig voor de ontwikkeling van eitjes voor een volgende generatie. De vrouwtjes van Culiseta bergrothi bijten bij voorkeur rundvee en andere grote zoogdieren, al bleek uit een Zweeds onderzoek dat ze ook menselijk bloed niet versmaden ('we have observed this species to ingest human blood in the Uppsala area, central Sweden')[1]. Overigens zijn Zweedse steekmuggen ook drager van het Ockelbo Virus ofwel het Sindbis Virus, dat griepachtige verschijnselen oplevert. Denk aan milde koorts, gewrichtspijn, eczeem en een algeheel gevoel van malaise.

Voor Nederland zijn tot nu toe 39 soorten steekmuggen beschreven, waarvan er 32 zijn bestempeld als ‘gevestigd’. Met de vondst van Culiseta bergrothi komt het totaal nu op 40 soorten, maar er moet nog worden onderzocht of deze mug daadwerkelijk gevestigd is in Nederland. Nu nog een Nederlandse naam: Noordelijke wintersteekmug?

[1] Jänson et al: Seasonal activity of mosquitoes in Ockelbo Disease endemic area in Central Sweden in Journal of the American Mosquito Control Association - 1986. Zie hier.

De opkomst van de muskiet in Nederland

Er is drie jaar lang onderzoek gedaan bij een viertal bedrijven die gebruikte banden invoeren, opslaan en verwerken[1]. De bedrijven lagen verspreid over het hele land: Leeuwarden (noord), Amsterdam (west), Tilburg (zuid) en Nederweert (oost). Het (cumulatieve) aantal muskieten, die bij die bedrijven werd aangetroffen tussen eind mei en half september, werd in onderstaande grafiek verwerkt.
Tsja. Het blijkt dus duidelijk dat exotische muskieten, die potentieel dragers en overbrengers zijn van allerlei besmettelijke ziekten, behoorlijk aan een opmars bezig zijn.

Het onderzoek was het gevolg van een wijdverspreide uitbraak van het Usutu virus dat het voorlopig vooral op merels voorzien heeft, maar enkele gevallen van besmetting van de mens zijn intussen ook al gerapporteerd[2]. Patienten vertonen symptomen als neurologische signalen, koorts, huiduitslag, geelzucht of combinaties hiervan.

Het is daarom heel verwonderlijk dat de regering meent dat er niets aan de hand is en slechts op incidenten reageert.

[1] Rijks et al: Widespread Usutu virus outbreak in birds in the Netherlands, 2016 in Eurosurveillance - 2016. Zie hier
[2] Grottola et al: Usutu virus infections in humans: a retrospective analysis in the municipality of Modena, Italy in Clinical Biology and Infection - 2016

Waarom kun je zoveel ziektes krijgen van een muskiet?

Het Zika Virus is slechts de laatste van een lange reeks ziekmakende virussen die de laatste tijd de nieuwsberichten halen. Het Zika Virus voegt zich bij een lange lijst van andere, door muskieten overgedragen infecties, waaronder malaria, gele koorts, dengue, chikungunya. Van sommigen van deze virussen wordt een mens maar een beetje onwel, maar anderen hebben soms een fatale afloop. Voor veel virussen is nog geen vaccinatie beschikbaar en bovendien muteren sommige virussen zo razendsnel dat een werkbaar vaccin slechts een toekomstdroom is.

Hoe kan een insect dat maar zo klein is verantwoordelijk zijn voor zoveel potentiële infecties? Welnu, het is het resultaat van zijn bloeddorstigheid.
Vrouwtjesmuskieten drinken bloed om hun eieren mee te voeden. Door het drinken van bloed nemen ze bij een geïnfecteerd slachtoffer dus ook virussen, bacteriën en parasieten mee. De muskiet raakt daarmee zelf ook geïnfecteerd. Bij het volgende doelwit wordt een heel klein beetje vloeistof ingebracht om het bloed niet te snel te laten stollen en om een piepkleine verdoving te geven. Die vloeistof is ook geïnfecteerd met diezelfde ziekteverwekker.

Niet alle muskieten zijn goed in staat om ziekten over te brengen op de mens. Het zijn juist die muskieten die zich hebben aangepast om dicht bij de mens te leven en ze hebben zich gespecialiseerd in de mens als prooi. Sommigen zijn daar zo goed in geworden dat we het vaak niet eens merken dat we gestoken worden. Pas later komt de jeuk en nog later komen de ziekteverschijnselen.

De reislust van de mens is de voornaamste oorzaak van de verspreiding van muskieten en daarmee ook de virussen, al noemt men tegenwoordig ook in toenemende mate de opwarming van de aarde als oorzaak. Veel virussen, waaronder dengue en Zika Virus, zijn oeroud gebleken en zijn samen met de muskieten geëvolueerd. Omdat zowel de muskieten als de mensen in het oorsprongsgebied zich nauwelijks verplaatsten, bleef de status quo gehandhaafd. Kolonisatie, kappen van oerwouden, urbanisatie en allerhande andere oorzaken zorgden ervoor dat de muskiet zijn werkgebied voortdurend kon uitbreiden. De gele koortsmug (Aedes aegypti) was ooit inheems in delen van Afrika, maar heeft intussen een wereldwijde verspreiding.

Een virus als chikungunya ontstond in Oost-Afrika, maar verspreidde zich razendsnel naar het Caraïbisch gebied en reisde van daaruit in noordelijke en zuidelijke richting. Omdat plaatselijke muskietensoorten zich voedden met besmet bloed zijn deze nu ook al vector voor dat virus. Wereldwijd waren er in het jaar 2014 meer dan een miljoen gevallen van chikungunya. Het Zika Virus reisde de andere kant op en bereikte via Zuidoost-Azië en Polynesië uiteindelijk Zuid-Amerika.

Reken maar dat er zich in donker Afrika nog veel meer onbekende virussen, bacteriën en parasieten verstoppen.

Zandvlieg

Zandvliegen – In het Engels sandflies of gnats – is de algemene naam van iedere soort binnen de grote familie van vliegende, bijtende en bloedzuigende muggen. Nee, de kleine zandvliegen behoren niet tot de muskieten, maar kan wel degelijk een aantal vervelende ziekteveroorzakende parasieten, bacteriën en virussen met zich meedragen.

Op het Amerikaanse continent leven zandvliegen van het geslacht Lutzomyia, terwijl in de rest van de wereld mensen veelal last hebben van zandvliegen van het geslacht Phlebotomus.
Hoewel zandvliegen een behoorlijk pijnlijke beet hebben is dát niet het meest negatieve aspect van deze vliegende lastpakken. De zandvliegen kunnen drager en overbrengers zijn van het Chandipuravirus en dat is een neefje van het rabiësvirus. Dat betekent dat een besmetting met dat virus voor de mens een dodelijke afloop kan hebben. Uitbraken van dat virus zijn bekend uit Afrika en India (17 doden).

Maar het meest bevreesde ziektebeeld dat zandvliegen kunnen overbrengen is toch wel leishmaniasis. Dit wordt veroorzaakt door een serie parasieten. Afhankelijk van de soort, de biologische eigenschappen van de vector en de genetische predispositie van de gastheer, ontstaan de verschillende ziektebeelden. Bij cutane leishmaniasis beperken de ziekteverschijnselen zich tot de huid. Bij mucocutane leishmaniasis verspreidt de parasiet zich van de huid naar de slijmvliezen. Bij viscerale leishmaniasis nestelt de parasiet zich vooral in de milt, lever en beenmerg.
Viscerale leishmaniasis is de meest ernstige manifestatie van een besmetting. Het is een chronische aandoening. De symptomen van een besmetting kenmerken zich meestal door koorts, malaise en gewichtsverlies.

Hoewel viscerale leishmaniasis door veel artsen als een tropische ziekte wordt beschouwd, mag niet worden vergeten dat zij endemisch is in Zuid-Europa. Dat betekent dat zowel de zandvliegen als het ziektebeeld onderweg zijn naar Nederland.

Molestusmug

Onze inheemse gewone steekmug (Culex pipiens) is de lastpak die ons in de zomer in de nacht zoemend uit de slaap houdt en er voor zorgt dat we uit bed springen, het licht aandoen en op jacht gaan naar de bron van dat irritante geluid. We hebben in deze serie al eerder gesproken over de komst van exotische familieleden van deze gewone steekmug.

De gewone steekmug is een muskietensoort die het voornamelijk op vogels gemunt heeft. De mens is slechts ‘bijvangst’. Deze soort kan niet zo goed tegen koude omstandigheden en houdt een vorm van winterslaap of winterrust. Dat is dan ook de reden dat we in de wintermaanden geen last hebben van de gewone steekmug.
In 1999 verscheen er echter een publicatie waarin melding werd gemaakt van een nieuwe steekmuggensoort, die in de tunnels van het Londonse metrostelsel was aangetroffen[1]. Wetenschappers geloven dat deze insecten afstammelingen zijn van gewone steekmuggen die de tunnels hadden gekoloniseerd toen deze meer dan honderd jaar geleden werden aangelegd. Toen ze opgesloten waren konden ze natuurlijk niet meer leven van het bloed van hun normale prooien en moesten ze een nieuwe strategie ontwikkelen. Ze begonnen zich te voeden met het bloed van zoogdieren als ratten, muizen en mensen. Onderhoudspersoneel klaagde al jarenlang dat ze voortdurend werden aangevallen door zwermen muskieten, ook in de wintermaanden.

Toen de onderzoekers deze ondergrondse steekmuggen probeerden te paren met de gewone steekmug bleek dat niet meer mogelijk te zijn. Dat betekende dat de genetische verschillen zo groot waren geworden dat men kon spreken van een nieuwe soort, iets dat normaal gesproken duizenden jaren zou moeten duren. In Engeland kreeg hij de naam London Underground mosquito met als wetenschappelijke naam Culex pipiens molestus (als je denkt dat het een ondersoort is) of Culex molestus (als je denkt dat het een nieuwe soort is).

Toen men eenmaal doorhad dat de molestusmug ook ’s winters actief bleef, was het ook direct duidelijk dat deze soort niet alleen in de Londense metrotunnels leefde. Er waren namelijk in geheel Europa meldingen gedaan van steekmuggen die ook in de wintermaanden actief bleken te zijn. Onderzoek toonde later aan dat het hier inderdaad de molestusmug betrof.

In Nederland blijkt de molestusmug zich in ieder geval in de metro van Amsterdam gevestigd te hebben, maar de Wageningen Universiteit denkt dat hij hier in grotere aantallen voorkomt dan eerder gedacht omdat er een groeiend aantal klachten binnenkwamen over 's winters actief zijnde steekmuggen. Het is belangrijk om te weten waar en hoeveel hij voorkomt omdat iedere muggensoort in staat is om bijna ontelbare ziekteverwekkers te verspreiden.

Je kunt zelfs meedoen met het onderzoek: vang een ’s winters actieve steekmug en stuur hem op. Meer informatie is te vinden op muggenradar.nl.

[Update 24 februari 2021] De molestusmug is intussen ook in België een probleem aan het worden. Zie hier.

[1] Byrne, Nichols: Culex pipiens in London underground tunnels: differentiation between surface and subterranean population in Hereditary - 1999

Gele koortsmug

Gele koorts is een virus dat van nature voorkomt onder apen, die hoog in de bomen van de oerwouden van Centraal Afrika leven. Dat komt mooi uit, zo zult u denken, want u was toch al niet van plan naar die contreien af te reizen. Maar zo eenvoudig zijn de zaken weer eens niet. Hoewel de gele koortsmug (Aedes aegypti) een voorliefde voor mensenbloed heeft, vergist hij zich nog wel eens en prikt dan een aap. Als die mug vervolgens weer een mens prikt dan wordt deze besmet met het gele koortsvirus. Door de slavenschepen is het virus al in de zeventiende eeuw naar Zuid-Amerika vervoerd. Een besmetting met het gele koortsvirus kan vrijwel onopgemerkt voorbijgaan, maar levert bij sommigen de volgende symptomen op: hevige koorts, interne bloedingen en bloeden uit ogen, neus en mond, en uitval van vitale organen. Gelukkig bestaat er een vaccin.
De gele koortsmug komt wijdverspreid in (sub)tropische klimaten voor en dat betekent dat veel favoriete vakantiebestemmingen gevaar lopen. Het gevaar is groter dan u wellicht denkt want de gele koortsmug is niet alleen een mogelijke drager van het gelekoortsvirus, maar ook van een aantal andere zeer vervelende ziekteverwekkers.

Knokkelkoorts of dengue is er eentje van. Het virus veroorzaakt hoge koorts en hevige spier-, bot- en gewrichtspijnen (vandaar de naam natuurlijk). Ook Chikungunya is een ziekte die door de gele koortsmug kan worden overgedragen. Chikungunya is een inheems Afrikaans woord dat zoiets betekent als ‘door uitdroging verschrompelen en dubbelvouwen’ en het beschrijft de extreme gewrichtspijnen waardoor patiënten kreupel rondstrompelen. Sinds zijn ontdekking in 2004 heeft het virus zich vanuit oostelijk Afrika snel over grote delen van de (sub)tropen verspreid. In 2007 was er zelfs al een kleine epidemie in Italië. Voor beide ziektebeelden bestaat nog geen medicijn of vaccin en er wordt alleen wat aan pijnbestrijding gedaan.

De gele koortsmug heeft witte strepen over zijn lichaam en witte banden om de poten. Deze muskiet steekt gewoonlijk tijdens de schemering, maar binnenskamers heeft hij de neiging om de klok rond te bijten. Ze zitten tijdens het steken met hun lichaam evenwijdig aan de huid.

Op dit moment is de gele koortsmug in Nederland nog geen drager van virussen (of virii), maar dat is maar een kwestie van tijd omdat ze op de Nederlandse Antillen al wel drager zijn. Terugkerende vakantiegangers kunnen zo maar een reservoir van virussen zijn.

Reden genoeg om de bestrijding van de gele koortsmug in Nederland met harde hand te gaan voeren. Want de gele koortsmug heeft de neiging om zijn woongebied langzaam maar zeker steeds ietsjes in noordelijke richting uit te breiden. Sinds enkele jaren wordt structureel gecontroleerd op de aanwezigheid van exotische muggen bij bedrijven, die lucky bamboo (Dracaena sanderiana) importeren, en bij bandenimporteurs. De eersten zijn een risico omdat de plantjes in een waterige gel vanuit China naar ons land vervoerd worden en de laatsten zijn een risico omdat de muggen hun eitjes graag leggen in plasjes water in het autobandenprofiel.

Aziatische tijgermug

Wanneer je in Nederland door een inheemse mug gestoken wordt, heb je er vaak pas last van als het begint te jeuken. In enkele kassen in het Westland bleken in 2005 echter onbekende muggen rond te zoemen met bijzonder agressief gedrag. De muggen staken zelfs door de kleding en sommige werknemers zaten van onder tot boven onder de bulten. De daders van het schrikbewind waren tijgermuggen.

De Aziatische tijgermug (Aedes albopictus) is in Nederland een echte ongewenste vreemdeling. Het is een mug die inheems is in grote delen van Zuidoost-Azië, India en eilanden nabij zuidelijk Afrika (Seychellen, La Réunion, Mauritius en Madagaskar), maar ondoordacht menselijk handelen heeft hem zo’n beetje over de hele wereld verspreid.
Het is maar een kleine mug met een lengte van zo’n 6 millimeter met witte strepen op het lijf en poten. De vrouwtjes leggen hun eitjes op allerlei plekken met stilstaand water en zo kwamen de eerste exemplaren ongemerkt naar Nederland want in China heeft men het enorm druk met het kweken van stekjes van een plant met de naam lucky bamboo (Dracaena sanderiana). Een vreemde naam want de plant is geen bamboe en brengt ook geen geluk. De stekjes worden in bakjes met water of een gel in zeecontainers richting Nederland vervoerd. Die vochtige bakjes zijn een perfecte voedingsbodem voor de eitjes en larven van de Aziatische tijgermug gebleken. Eenmaal in Nederland aangekomen hebben de tijgermuggen honger en zoeken naar een prooi. Die prooien zijn wij. De Aziatische tijgermug is overdag actief en heeft een pijnlijke steek die tot de al genoemde bulten en soms tot allergische reacties leidt.

Hoewel de Aziatische tijgermug het liefst wat tropische temperaturen heeft om zich prettig te voelen kan hij zich heel goed aanpassen aan een wat koeler klimaat zoals dat in Nederland heerst. Volg het jaarlijks aantal aangetroffen tijgermuggen hier op de site van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.

Het allergrootste probleem is echter dat de Aziatische tijgermug een reservoir (vector) is voor een groot aantal virussen. Bekend is dat de Aziatische tijgermug een doorgeefluik kan zijn voor potentieel dodelijke virussen, zoals het West Nijl viru, Gelekoorts virus, dengue (knokkelkoorts) en Chikungunya.

De Aziatische tijgermug was persoonlijk verantwoordelijk voor de uitbraak van Chikungaya op het in de Indische Oceaan gelegen Franse eiland La Réunion in 2005. In 2006 bleken er al zo’n 266.000 mensen ziek te zijn geweest en waren er 248 doden te betreuren. Dezelfde muggensoort was ook de veroorzaker van de (nog wel) enige uitbraak van Chikungaya koorts in Europa in de zomer van 2007 toen meer dan 200 mensen in Italië besmet bleken.

De Aziatische tijgermug is bovendien een vector voor Dirofilaria immitis en Dirofilaria repens een duo parasitaire rondwormen, die een vorm van hartworm bij honden en katten veroorzaakt. Deze ziekte is endemisch in zuidelijk Europa, maar komt ook al deze kant op. De Dirofilaria repens, infecteert echter ook mensen.

De mug en de ziekten komen dus steeds dichterbij.

[Update 14sep10] Uitbraak van knokkelkoorts in Zuid-Frankrijk. De Franse gezondheidsautoriteiten hebben maandag een eerste uitbraak van knokkelkoorts gemeld. Het gaat om een patiënt in Nice.

[Update 16mrt22] De tijgermug werd in 2004 al voor het eerst in Catalonia (Spanje) ontdekt. Deze pestkop komt gedurende de maanden augustus en september het meest voor, omdat dan de eerste buien het zo noodzakelijke water brengen.